Een terugkerend verschijnsel uit de Nederlandse filmkritiek blijft me verbazen: de liefdadigheidsster. Het viel me voor het eerst op toen Zwartboek alom met vier of vijf sterren werd bewierookt, terwijl ik in de bioscoop uiteindelijk een middelmatige en weinig vernieuwende Nederlandse Oorlogsfilm zag, rijk voorzien van de cliché’s die al een halve eeuw in Nederlandse oorlogsfilms opduiken.
Sindsdien verdenk ik de recensenten ervan dat zij Nederlandse films structureel een sterretje (of twee) méér gunnen. Of ze dat doen om de Nederlandse filmindustrie te stimuleren, omdat ze inspanning en ijver laten meewegen, of dat ze de intrinsieke kwaliteit van het Nederlands product echt overschatten, daarop blijf ik het antwoord schuldig.
Het maakt ook niet uit. Feit is dat Broers van Bram Schouw in de Nederlandse kwaliteitsbladen minstens één en waarschijnlijk twee liefdadigheidssterretjes heeft meegekregen. Want wat is dat een draak van een film!
Lukas (Jonas Smulders) trekt in bij zijn oudere broer Alexander (Niels Gomperts) in een groezelige studentenflat in Amsterdam. Lukas adoreert zijn oudere broer, die hem introduceert in het studentenleven. Als deze plotseling met onbekende bestemming vertrekt, haakt Lukas aan. In Frankrijk komen ze nader tot elkaar, tot een Française de onvermijdelijke splijtzwam wordt. Lukas vertrekt terug naar Nederland–en wat daarna nog gebeurt in de film weet ik niet, aangezien ik op dat moment gered werd door de pauze: ik kon eindelijk met goed fatsoen weglopen.
Op papier kan deze plot prima tot een goede, intelligente, emotioneel meeslepende roadmovie leiden. Maar het is een Nederlandse film, en Nederlandse scenarioschrijvers en regisseurs leren op de Filmacademie kennelijk om telkens nét dat stapje minder te zetten om te voorkomen dat het écht goed wordt.
Het gaat al mis aan het begin. Lukas arriveert voor de deur van de studentenflat en het verhaal begint voluit, zonder dat ik als kijker de kans heb gehad om te ontdekken wie deze Lukas is. Het enige wat ik te zien krijg is zijn passieve, timide adoratie voor zijn broer; een ééndimensionale karakterschets waardoor ik geen sympathie voor de stumper ontwikkel en me nauwelijks interesseer in wat hem overkomt–want alles overkomt hem, als de meest passieve hoofdpersoon die ik me kan heugen.
Het wordt niet beter als Alex zijn opwachting maakt. Deze wordt op geheel eigen manier eendimensionaal neergezet, als de immer grijnzende losbol die doet wat hij wil en met niemand rekening houdt. Oppervlakkig lijkt hij een lul, en doordat we nooit nader met hem mogen kennismaken, wordt hij ook nooit meer dan een lul.
Zelfs een slapjanus en een lul kunnen samen nog tot een mooie film leiden, als de gebeurtenissen en dialogen het geheel op een hoger plan brengen. Maar de weinige dialogen zijn slecht geschreven en worden houterig gebracht. Het hemeltergend clichématige quasifilosofische gereutel van Alex langs een landweggetje, over zaadcellen en toeval, vormt daarin met afstand het dieptepunt. En de opeenvolging van gebeurtenissen en ontmoetingen lijkt een invuloefening van wat elke soortgelijke film daar eerder al voor heeft bedacht.
Het ergste cliché–en ik zou hier voor een spoiler kunnen waarschuwen, ware het niet dat dit zo voorspelbaar was dat ik nauwelijks iets verraad–is wel de Française die de broers uit elkaar drijft. Natuurlijk ontmoet Lukas een meisje. Vindt hij haar leuk. Durft hij haar niet te kussen. Versiert de egoïst Alex haar. Toen Lukas zich daarover zo teleurgesteld en verraden voelde dat hij besloot terug naar huis te gaan, voelde ik géén van zijn emoties, maar alleen mijn eigen: opluchting dat ik nu verlost was van de saaie, ongeloofwaardige interactie tussen de twee broers.
Twee elementen hadden de film nog interessant kunnen maken–als er iets mee gedaan was. Af en toe lijkt de adoratie van Lukas voor zijn oudere broer verder te gaan dan broederliefde. Tegenover het ongebreidelde narcisme van Alexander had dat de relatie in een richting kunnen sturen die de moeite van het onderzoeken waard was geweest.
En het tweede element kon de film in één klap van saai naar spannend brengen. In Frankrijk, als Lukas genoeg heeft van het verraad van zijn broer, kondigt hij op een terrasje aan dat hij naar huis gaat. Eerst besluit Alex mee te gaan en reizen ze samen verder, inclusief een romantisch-dromerige scene waarin ze samen in de branding van de Atlantische Oceaan dartelen (zie eerste element). Maar dan zijn we terug op het terras en blijkt deze wending alleen in Lukas’ fantasie te bestaan. Is Lukas een onbetrouwbare verteller? Gaat Schouw het spel met werkelijkheid en fantasie aan? Maar nee, na dat ene onverwachte zijspoor kabbelt de film weer rustig door zijn uitgesleten bedding.
Alles bijeen genomen is Broers heus geen straf om te kijken; de film is niet actief afstotend. Maar misschien is juist dát de doodklap: Schouw en zijn acteurs slagen er überhaupt niet in om enige emotie op te roepen buiten verveling en lichte ergernis.
Koop een kaartje als je de Nederlandse filmindustrie een warm hart toedraagt, maar doe jezelf verder een lol: gebruik het kaartje niet.
Twee sterren (exclusief de liefdadigheidsster voor Nederlandse films).