Hij Zei, Zij Zei – Een Veerpontincident

16:36:38 Hondje bij veerpont CSDe forens voelt zijn woede uit zijn buik omhoog vlammen. Dit is zó onverdiend! Voor hij zichzelf kan tegenhouden, heeft hij de vrouw zijn middelvinger getoond en de bijbehorende woorden gesproken. Hij heeft direct spijt, vooral vanwege het kleine meisje dat er geschrokken bij staat, maar zijn woede is echt, en de verontwaardiging ook. Hij keert terug naar zijn plek bij de deur, maar kalmeren doet hij niet.
Het incident laat hem niet los, ook niet als hij zijn bakfiets heeft gepakt en door het stralende weer naar de school van zijn oudste fietst. Waarom reageerde zij zo fel? Waarom was haar reactie zo buiten proportie tot zijn daden?
Wat bezielde haar?

16:36:35 “Ja, prima,” zegt ze met ogen die vuur schieten.
16:36:31 “Echt, ik kwam net aanlopen, en ik wilde je helpen, maar je stond zelf alweer!”
16:36:28 “Het is goed,” bijt ze hem toe.
16:36:25 “Maar… Toen ik kwam aanlopen stond je alweer overeind! Ik kón je niet eens meer helpen!”
16:36:23 De verontwaardiging over zoveel onrecht en onverdiend venijn wordt de man te veel.
16:36:21 “Je wordt bedankt!”
16:36:18 Zelfs in zijn verbijstering denkt hij eraan om zijn toon vriendelijk en vragend te houden; het heeft geen zin om op voorhand het conflict al te kiezen. De vrouw werpt een snelle blik op haar dochter.
16:36:11 “Wat zei je daarnet nou?”
16:35:13 Hij weet niet zeker of hij de woorden goed heeft gehoord, maar de toon is onmiskenbaar: woedend sarcasme. Hij is met stomheid geslagen. Terwijl de pont afvaart, kauwt hij op haar buitenproportionele en onverdiende snauw. Een minuut lang houdt hij zichzelf voor dat hij het kan loslaten. Dan draait hij om en loopt naar haar toe.
16:35:11 “Nou, bedankt, hoor!”
16:35:08 De vrouw komt met haar dochter door de automatische schuifdeuren. Hij glimlacht naar haar, een vriendelijke glimlach vol zelfspot, een lach die haar de opening bied om zelf de valpartij ook van zich af te lachen. Als hij haar ogen vangt, verandert haar opgeluchte blik in felle woede. Als de vrouw eindelijk de pont op is, kan ze nog maar aan één ding denken: thuiskomen en ontspannen. De adrenaline brandt nog door haar aderen, en hoewel haar dochter zich groot houdt, kan ze zien dat ook die van haar stuk is door het incident. Ophalen van school of BSO is altijd al vermoeiend en stressvol, maar met zo’n naar incident er nog bij is de dag nu wel officieel om zeep.
Met haar dochter in haar kielzog nadert ze de schuifdeuren, die gehoorzaam voor haar openen. Direct binnen de deuren staat de man die haar niet hielp. Hij draagt een tevreden glimlach, alsof hij nota bene trots is op zijn afzijdigheid.
16:34:55 Hij stelt zich op bij de deuren en kijkt mentaal vooruit, zich verheugend op het weerzien met zijn zoontjes. Hij ziet de vrouw met de fiets met het krat de pont op komen. Een meisje op een roze kinderfiets volgt haar op de voet. Zie je wel, feliciteert hij zichzelf, ze had ook nog een kind om op te letten en gerust te stellen. Onder die omstandigheden, net overeind gekomen en met een geschrokken kind, is het laatste wat een moeder nodig heeft wel een onnodig hulpaanbod om af te wimpelen. Als ze weer overeind is gekomen, ziet de vrouw uit haar ooghoek een man naderbij komen. Een golf van dankbaarheid en opluchting trekt door haar zenuwen. Er stonden bij het incident zeker een half dozijn omstanders, maar geen van hen maakte ook maar de minste aanstalten om haar te hulp te schieten. Deze vreemdeling daarentegen neemt de moeite om van de andere kant van de aanlegplaats over te steken naar haar kant om haar te helpen. Ze heeft zijn hulp niet meer nodig nu, maar kan het gebaar van medemenselijkheid goed gebruiken, en wil haar woedende verontwaardiging graag kwijt. Ze neemt zich direct mentaal voor om het kort te houden, zich niet op te dringen, maar zal hem uitvoerig bedanken en de reden voor haar grote dankbaarheid met hem delen.
Op drie meter blijft de man stilstaan. Daarna draait hij zich om en loopt de pont op.
16:34:44 Als de forens de brede kade voor de pont oprent, ziet hij links van de pont een half liggende damesfiets met een groot krat. Dat was dus die klap: een fiets is omgevallen.
Een vrouw worstelt om de fiets overeind te zetten. Hij vertraagt zijn pas en verlegt zijn koers in haar richting. Nog voor hij de helft van de tussenliggende afstand heeft overbrugd, is ze alweer overeind gekomen, en nog een paar passen later heeft ze ook haar fiets weer rechtop.
De zwartgeklede brommerrijder, die haar kennelijk heeft geholpen, rijdt de pont al op.
Uit ervaring weet hij dat het eerder lastig en genant is om nog een hulpaanbod te krijgen als je jezelf na een valpartij weer hebt opgeraapt. Dat is tenminste altijd zijn eigen reactie in die situatie. Dus blijft hij nog heel even staan om te zekeren dat ze echt in orde is, en loopt dan de pont op.
De vrouw onderdrukt haar woede terwijl ze haar linkervoet aan haar fiets ontworstelt en zich naar haar dochter keert. Die stelt haar gerust dat ze in orde is, maar ze is duidelijk geschrokken dat mama bijna is gevallen. De vrouw richt zich nu tot de brommerrijder, maar voordat ze tegen hem kan uitvallen, blaft hij tegen haar dat ze haar fiets moet wegrotten, want hij wil de pont op. Haar woede gaat van rood naar wit, maar ze is te verbijsterd om een woord uit te brengen. Ze bukt om haar fiets op te tillen en zet deze behoedzaam rechtop terwijl de brommerrijder lomp met zijn brommer wrikt om de standaard uit de spaken te rukken. Zodra haar wiel vrij is, geeft de man gas. Ze is blij dat het drieletterwoord dat hij haar nog toesist wordt overstemd door het motorgeluid. Tranen van machteloze razernij springen in haar ogen.
16:34:36 De forens weet nu wel zeker dat hij de pont gaat halen. Hij hoorde net een harde klap, als van plastic of hout op steen, maar heeft niet gezien waar die vandaan kwam, en zijn focus is op de pont, de klep, de mensen op de kade, en de timer, die nu in zicht is en 00:24 aangeeft. Makkelijk haalbaar, maar nog geen reden om over te schakelen op een rustige tred. Het stationaire knetteren van de zwarte brommer vlamt plotseling op. De vrouw kijkt verstoord naar links, ziet de zwarte gestalte naar voren bewegen, en voelt gelijktijdig een zet tegen naar schouder die haar uit evenwicht brengt. Met een steek van paniek in haar buik kijkt ze over haar rechterschouder. Haar dochter staat nog stil, maar dat is het enige goede nieuws. Haar evenwicht is weg. Haar voorwiel glijdt onder de brommer (is hij nu echt aan het voordringen?!), traag als slow-motion, en raakt verstrikt in de ingevouwen standaard. Haar zadel zakt onder haar uit; het frame duwt haar rechterbeen naar buiten. Als ze nu de fiets overeind probeert te houden, beseft ze in een flits, gaat ze zelf onderuit. Ze zwiept haar linkerbeen omhoog en hopst onhandig op haar rechtervoet, terwijl ze de fiets semi-gecontroleerd laat vallen.
Met een harde klap raakt het krat het beton.
16:34:20 De forens bocht om het stenen hondje heen en ontwijkt een groepje toeristen dat argeloos over de kade zwalkt. Het veer ligt inmiddels al aangemeerd, ziet hij verderop, en de laatste opvarenden druppelen de kade af terwijl de wachtende massa aan deze kant al in beweging komt. Waarschijnlijk resteren er nog tientallen seconden, maar hij kan de timer net niet zien die de tijd tot afvaart weergeeft. Om het zekere voor het onzekere te nemen zet hij zijn sprint door; als hij deze pont mist, is hij twaalf minuten later bij de buitenschoolse opvang om zijn kinderen op te halen. De vrouw hoort links van haar geknetter. Ogenblikken later ruikt ze olieachtige rook, en als ze opzij kijkt ziet ze een gitzwarte brommer, zo’n Italiaans scootermodel waarvan ze de naam nooit kan onthouden. De bestuurder, een dikkige dertiger, van top tot teen in hetzelfde zwart gestoken, stuurt zijn voorwiel tussen het hare en het witte hekje, waar eigenlijk geen ruimte voor hem is; zijn brommer staat dicht langs haar fiets, alsof de man geen gevoel heeft voor persoonlijke ruimte. Hij werpt haar een blik van arrogante, onverschillige wellust toe die haar de kriebels geeft. Ze kijkt de andere kant op en concentreert zich op het verhaal over de gymles dat haar dochter vertelt.
De pont legt aan. Begeleid door electronisch waarschuwingsgepiep komt de klep naar beneden. Nog voor de klep de kade heeft geraakt, komt de drom opvarenden in beweging. Een dikke stroom voetgangers en fietsers verspreidt zich over de kade. Zoals gewoonlijk lijkt er eerst geen einde aan te komen; zoals gewoonlijk merkt haar dochter op dat er wel heel veel mensen op de pont passen. Ze glimlacht om de vertrouwde rituelen.
Als de ontscheping bijna klaar is, begint de mensenmassa aan de andere kant van de pont te bewegen. Ze wacht even tot ook aan de linkerkant de laatste passagiers van boord gaan, en zet zich dan in beweging om de pont op te gaan. Haar dochter blijft even staan, maar ze weet dat die direct zal volgen; het is niet meer nodig om haar aan te sporen.
16:33:59 De forens trekt een sprint van het zebrapad achter het Centraal Station naar de aanlegsteiger van het IJpleinveer. Minder dan een minuut resteert tot het officiële tijdstip van afvaart. Geconcentreert zwenkt hij tussen voetgangers en fietsers om zonder anderen te hinderen de klep te bereiken voordat deze omhoog gaat. De vrouw stelt zich met haar fiets op om vlot het veer op te kunnen lopen: dichtbij de aanlegplaats, maar zonder de voetgangers en fietsers te hinderen die dadelijk van de klep zullen stromen. Aan de linkerkant is het nog rustig: ze kan haar fiets helemaal vooraan plaatsen, met het voorwiel bij het witte hekje dat langs de aanlegplaats staat. Dat komt goed uit: zo is ze een van de eersten op de pont, en haar dochter staat altijd het liefst op de voorplecht.
Haar dochter stopt aan haar rechterkant, dicht naast haar, het vrolijk versierde voorwiel van de roze fiets bijna onder het zwarte krat aan haar stuur. Terwijl het meisje opgewekt kwettert over haar schooldag, ziet de vrouw het IJpleinveer langzaam naderen.
Nog een minuutje te gaan.
16:47:02 Epiloog

Als hij bijna bij de school is, heeft hij een plausibel scenario bedacht, een hypothese over haar kant van het incident, die klopt met de feiten zoals hij die heeft gezien. Hij besluit hij om dit scenario als waar te beschouwen, en later die week in een verhaal te gieten.